maandag 21 december 2009

Naar een lied van Lycia

De Hemel is breed op aarde
en heeft als verwachting sneeuw.
Geen mens steekt de winter over
in kleren heerst angst voor buiten.

Wind is de schuld van vandaag
en niet mild om dader te zijn
van hard en koud. Op grond van wit
ziet tijd met geluk een huis staan.

Bij strak weer liegt de wereld niet
wanneer over een nacht ijs de maan
is gegaan. Het is nu dat het
uurwerken geleden moet zijn
dat wijzers dood staan op nul.


Geert Jan Beeckman

Uit 'Diep in het seizoen'
Uitgeverij P,Leuven
Maart 2007

vrijdag 11 december 2009

AIR

Het is niet omdat zij langgeleden is, dat ik haar niet meer uit het hoofd ken.
Zij kwam mij binnen toen vroeger nog vroeger was, toen de zomer nog de langste kalender van ons leven was. Het mooiste meisje dat ik zag joeg vanuit haar buurt mijn bloed in de hoogte, met groene ogen dat ik warm dacht, laat dit duren voor minstens de blos op mijn puberhart. Limonade was geel en een middag met haar, er was nog geen hersenneerslag en tot diep in het hoofd scheen de zon. Gelukkig liep ze in mijn tijd en geloofde ik God dat hij dit meisje had meegebracht. Ik zat aan haar strand en wilde haar kussen voor zij naar de winter was. Al begreep ik nog niets, voor weinig anders dan haar stond mijn lente op het spel.
Dagelijks stond ik haar op, alles samen een paar maanden. Maar wat duurde zij lang tot ik nog niets van tijd wist. Voorbijkomen was voor haar, er zat nog geen sleet op haar witte vel, met onschuld trapte zij een fiets over de lengte van mijn wereld. Haar kleed in het spel van de wind trok zij neer om haar schemerzone te beschermen. Dat ik bad, naar haar bocht, laat haar in hetzelfde leven blijven als ik. Want om haar legde ik een bal stil, schreef ik op de eerste regel liefde. Tot ze mijn zin werd de mooiste die ik toen las, het broze proza van mijn nu. Bovendien was mijn geheugen nog onbevolkt voor de kus van haar ogen.
Luisteren deed zij nauw aan mij, maar misschien wist zij toen al beter, dat de dingen bijvoorbeeld voorbijgaan van een lach en juist dat dan overblijft als weinig. Daarom is tijd geen deugd om achterna te gaan, je komt steeds minder tegen waar je vroeger wakker van lag. Neen, nu ben ik overbevolkt en onder de mensen die wegsterven als stilte in de straat met een hoofd vol verleden. Dan gebeurt het dat ik haar nu wel eens vergeet, dat ik om haar gezicht slaap zonder haar nog te zien, dat ik aan de eenvoud van haar gebaar blijf hangen zonder haar nog te kunnen aanraken. Misschien is het een troost dat ik haar muziek blijf herkennen van Air, muziek waarin vooral de tijd is afgeschaft.



GJB

vrijdag 27 november 2009

Miranda Sex Garden

Ze zijn maar met zijn drieën maar spelen met alle basisemoties die we rijk zijn. Met geluk, liefde en verdriet zingen zij liederen uit een land dat alleen maar in verbeelding bestaat. Zij hebben jonge meisjes aan en zijn The Virgin suicides van hun muziek. Iemand die op Angelo Badelamenti lijkt is fan en hangt aan het rode velours van hun stemmen. Met een verdwijntruc voor lichaam en geest spelen ze een avond in Brussel. Er is veel volk om vreemd te zwijgen, om enkel te vermoeden waar zij over gaan: het soort melancholie waar David Lynch zijn films van maakt. Of nog: elfjes met de magie van het ongrijpbare.
Hun botanische tuin.
Ze komen uit de nacht met het aroma van dauw op eerste bloemen. Een piano helemaal, al blijven zij aan de folk van hun bewegen hangen om te hemelen, dan weer te gaan liggen. Het kippenvel dat op de nek gaat staan: ik vermoed dat zij na middernacht Tim Burton aan de lijn hebben om in zijn fantasie te mogen slapen. Je weet wel, in zo’n bed waar het raam openstaat op een nachtelijk wandelen over water. Soms kruipen ze achter hun lied met het talent van inhouden en werpen mildheid af in de gedachte dat zij daar voor eeuwig staan. Weer zingen.
Wat ijs is, smelt als een laagje. Zo hangt Brussel in een Victoriaanse nacht, maar niemand die verkleumt. Alsof het hen te doen is om hen aan te raken in hun zwevend bestaan, draaien zij in wit waarin erotiek glanst. Zij geven arm en huid, aai en onschuld. Ook nog is genade in hun ogen iets van een grotere wereld dan van nu en vandaag.
Mooi onder het mysterie.
Niet dat de mooiste zang hen eenzaam is, maar als buitenstaander sta je voor het podium te kijken of je hen helemáál kan zien onder een geheim van licht.
De ziel van mist.
Zij zijn het landschap dat wij niet kennen maar zeker meevoert.
Langs die vreemde schoonheid dus. Langs die handen die aan kleuren en geuren tasten van een wereld dat op sterven na dood ligt. Herfstneerslag, alsof dit seizoen om hun natuurlijke liefde gaat.
Wat je dan bijna kan weten: zij slagen in hun nek om te zien dat er géén deprimerend deken boven het hoofd hangt.



GJB

vrijdag 13 november 2009

Bloesem

Het raam maakt een kruis
over de dag maar doet al jaren
geen oog dicht. Daarvoor
staat een boom in de weg
met aan zijn bos een meisje
pop in het wit.

Ik zou haar willen vragen
wanneer leef je weer waarom
hield je er niet meer van
adem te halen zo jong
en nooit meer een lied.

Een touw was geen grap
en over wind had zij nagedacht
ook luisterde zij naar haar voeten
om geen tuin te breken met een tak.

Dus was zij op een ochtend
stil geweest haar schoenen mooi
op aarde haar kleed op de rand
van sneeuw en om wat zij er in zag
gewacht op bloesems in licht.




Geert Jan Beeckman
winnend gedicht Mark Braet Poëzieprijs
ongepubliceerd

vrijdag 6 november 2009

Het einde van de vogels

Morgen zou hun reistijd
kunnen zijn. Zij vermoeden
nu iets van herfst, houden
avond bij een laatste gesprek.

Zingen ligt dood in hun stem.
Zij zitten samen op tijd om te weten
dat het in hen later is dan zomer.

Klaar om niets anders dan
de lucht te maken, zullen ze rijmen
op elkaar. Een vleugelslag
die in ons het nakijken zal slaan.




Geert Jan Beeckman
Uit: Diep in het seizoen,
Uitgeverij P. Leuven
Maart 2007

Ligea (naar een verhaal van Edgar Allen Poe)

Ochtend. Zicht dat zich
uitstelt tot aan de woudgrens.
Dit is het uur om haar
te vermoeden.

Wij beginnen haar vroeg.
Nat licht waarin zij niet
leeg raakt en doodgaan
haar tijd niet is.

Zij is afwezig hier.
Nevel is haar meesterwerk
en een leven om haar nooit te zien.

Wij zetten in op ooit.
Zij blijft het oude verhaal
waarin wij geloven.
Meer dan dat bestaat zij niet.



Geert Jan Beeckman
uit 'Diep in het seizoen'
Uitgeverij P, Leuven
Maart 2007

Go West

Een kort reisverslag van onze trip(from New- York to LA)

Vier weken dus door een immens land, het is me wat. Met een dikke 8500 km achter de wielen ook een zeer vermoeiende trip. Bij de thuiskomst was het jetlagmonstertje dan ook niet van de poes. Maar het is zeer de moeite geweest. In New-York gestart en dan vervolgens de weg op voor achtereenvolgens Pennsylvania, Ohio, Indiana, Illinios, Iowa, South-Dakota, Nebraska, Wyoming, Colorado, Utah, Arizona, Nevada, Californië. Om in de stad der engelen tot stilstand te komen. Van ver gekomen om er ver te gaan: het is ook mentaal niet te onderschatten, zo'n tripje.New-York is écht wel een stad die ons zeer bevallen is, fascinerend ook, je weet niet wat je ziet al ben ik snel aangepast aan mijn ogen. Yellow Cab city, wij verbleven er drie dagen, wat zeer te kort is, en men heeft dan ook maar de tijd om wat clichés te bezoeken. Maar goed, Central Park, Ground Zero, de wijken Manhattan, Brooklyn, Chinatown, Little Italy, een tocht langs Lady liberty en de skyline in baai van the Big Apple, ravijnen in de hoogte, je zintuigen hebben er veel te doen. Ook Jack Kerouac en de beatgeneration achterna in de buurt van kroegen als The Dead Poet en de Upper West side. Kortom, op drie dagen toch heel wat gezien daar. De basis is dan ook gelegd voor een citytrip in de toekomst.Vervolgens de baan op, Go West, zoals ze dat ginder vertalen. Richting Hudson Valley naar het plaatsje Bethel in de staat New-York, waar ooit op een weekend in augustus '69 500.000 mensen samenkwamen om het Woodstock Festival bij te wonen. Indrukwekkend die weide en met wat info van overjaarse hippies die het zelf allemaal meemaakten, een mooi nostalgisch moment.Nadien de midwest, farmerscounty als je wil: met Pennsylvania, Ohio, Indiana, Illinios, Iowa, Nebraska en Wyoming, waar Amerika een bevlagt land is. Land van The Great Plains ook, van een middag ergens in het nergens. De meeste huizen verbonden door de leegte. Een weg ja, maar waarheen, die richtingen dus. Prairies, 4000 km lang en weer weten wat échte stilte betekent, wij waren danig onder de indruk. Sommige mensen werpen over die streek op dat het allemaal wat eentonig is en inderdaad, bij avond heb je er enkel de sterren om het monotone van de uitgestrektheid te doorbreken. Maar laat dat nu net zijn waar ik van hou. Oké, de mensen zijn er overwegend conservatief en uitgesproken patriottisch, maar steeds vriendelijk en vol interesse voor onze trip. Al moeten we het een paar keer horen dat we volslagen gek moeten zijn om van New- York naar LA te rijden. En ergens hebben ze gelijk natuurlijk, maar, ze missen de point van onze bedoeling. Namelijk dat we reizen om in een plaats of streek aan te komen die nooit op een kaart te vinden is. Want ware plaatsen staan nooit op een kaart. Ik schrijf in mijn dagboek: het is vandaag maandag 1 september, maar vooral hier. En nog: men wordt er wakker terwijl het stadje leeg is als een krachtig slaapmiddel tot de ochtend. Die sfeer dus. En dan weer de weg op, terwijl iets ons de zegen geeft om te gaan naar waar we willen.(ondertussen, het benzinestation, het onvolprezen orakel van de verdwaalde autotoerist)Maar naarmate we vorderden was er nog iets anders aan de hand: Amerika is zeker in de Midwest een land dat moe wordt. Van een soort troosteloosheid, waarbij we de indruk kregen dat veel in dit land voorbij is. Amerika wordt op plaatsen oud en je stelt je regelmatig de vraag hoeveel verleden dat land nog aankan, want veel schijn wordt er hoog gehouden om toch maar proberen te voldoen aan de droom. Je zag er achter de deuren het onzichtbare om neer te schrijven: de ziel van het land zit hier diep en verscholen. Het beeld van een verdroomd Amerika dat in werkelijkheid averij heeft opgelopen, ofwel fictie bezeerde zich aan de feiten. In deze gebieden is er wel degelijk een halt gekomen aan het optimisme.De slagzinnen van de Amerikaanse maatschappij onketent wel nog energie en geloof maar de droom raakt er op. Een modelstaat verafelt, de kloof tussen arm en rijk wordt er steeds grotesker, het verleden hoopt zich op in de straten.Wij zien regelmatig het beeld van de kaars die aan twee kanten brandt. In kroegen zeven tv's om Amerika weer te geven zoals het moet, maar buiten ligt de waarheid op de stoep. Men stelt er regelmatig vast dat dit land te groot is om nog te zien wat er werkelijk mis mee is. Maar goed, wij vonden het een stukje écht Amerika dat we zeker moesten zien. En met veel mooie en onvergetelijke momenten die men eigenlijk niet met woorden kan vertellen. Het soort hersenneerslag waar het alfabet in tekort schiet. En dit terwijl we hopeloos de verbinding wilden met ons thuisland. Want het bleek dus al snel dat mijn laptop niet werkzaam was wegens een of andere duistere reden. Dus ja, het was dikwijls zoeken naar een public library om een mailtje te sturen. South- Dakota dan, waar de indianen ooit zeer thuis waren als het land van de Sioux. Een prachtige streek!! Veel historische plaatsen zoals Deadwood en dagreizen naar The Badlands en Black Hills. Ook nog; Mount Rushmore en Crazy Horse Memorial en bovenal hadden we er het genoegen om in het Custer Park wat bizons te spotten tot op een paar meter van onze auto. Niet gewoon!! Maar ook weer de vastelling, veel is er verdwenen en we wilden er als passanten de verbeelding van dat verleden betrappen. Over berg en dal en voor de eerst was het 's nachts wel redelijk koud. Een mens wordt er op zo'n reis dikwijls verwent door warme dagen maar soms wordt men wel opgeschrikt door het feit dat ook daar dan de herfst is begonnen. (ondertussen, op het kruispunt van de dag, slaan we een verdere wereld in, wij kopen er voedsel en drank, stappen weer in waar we ons op verlaten) Na een paar weken begint vermoeidheid de kop op te steken. Van land naar land, van motel naar motel, van dag naar nacht....Desperadoromantiek in navolging van Rimbaud en Morrison. Sal Paradise road, the road is life, dolende zielen, avonturiers die over lege wegen ijlen en hun onrust alleen met drank, drugs en de dood kunnen bezweren. Leven, waar kan je anders dan leven in je hoofd, was de vraag die mij dikwijls bezighield. Dichters van de eenzaamheid, zoekend met een verlangen naar een 'eiland van geluk.' Reizen is de vlucht vooruit tegen beter weten in, hopend op een nieuwe horizon, een nieuw en ander leven, op weg naar het eindeloze, de bekoring van het uiteindelijke niets. Ook nog: wie bezielde het ooit om het leven zo kort te maken voor eindeloze wegen en dagen. Wie?? Het gevoel ook dat men er iets overstak, (misschien een ver deel van ons leven) een tijdsverschil dat zeker, want plots was het een uur later of vroeger dan een seconde voordien. De tijdsverschillen van staat naar staat zijn er legio. De plaatsjes Oray, Silverton, Wall en Moab zullen ons altijd bijblijven als three man in the West.Wij genoten met volle blikken en weer waren wij degene op pad waarvan de Amerikanen dachten dat we from Russia of Denmark waren. Het moet zijn dat ons dialect verschrikkelijk wordt gevonden. En ja, dat leverde wel eens humor op van de bovenste plank in kroegen, in buurten van de plaatselijke gemeenschap. Maar altijd welkom en velen ook dromend van ons oude continent Europa. Want Amerikanen kunnen het zichzelf niet voorstellen dat ze voor 4 weken Europa zouden doortrekken zoals wij de States. Dat is voor hen ondenkbaar, want het hele systeem van werken en verlof is er anders en dan zwijg ik nog van de financiele ruimte die de gewone Amerikaan bezit. Twee fulltime jobs is er geen uitzondering voor vele mensen, je kunt denken. (ondertussen, in de zoveelste eettent: ooit vond hier een culinaire machtsgreep plaats van de wansmaak!!)Afzakken richting Colorado, Utah, Arizona, Nevada om uiteindelijk Pacific Ocean te bereiken in California. Onderweg namen we er enkele trefwoorden en plaatsen op: Plus tax, Roadhouse Blues, God is an Astronaut, Barrack Obama, Four corners, Whale Watching, Football, Hashbrowns, Harley davidson Bryce Canyon, Pancakes, Rednecks, Navajo, Frontiers, Tipp, Two eggs sunny up, Wounded Knee, Town 1880, Highway 1, Venice, The lizard King, You'er welcomme, Monterey, Monument Valley, Death Valley, Mojave Desert, Fields of the Nephilim, Rocky Mountains, Apache, Arches park, Ghost town en wat ik nog allemaal vergeet. Soms ja, de frustratie om alles te vatten, te benoemen ook wat niet echt te benoemen is, of kun je bijvoorbeeld tegen een berg zeggen dat hij over the top is? Albert Camus schreef dat sommige landschappen de ziel verdorren, dat je dan beseft dat natuur de mens niet nodig heeft, zelfs uitsluit. Ja, als je bv Monument Valley ziet, dan weet je plots waar hij het over heeft. Ook nog zoals andere plaatsen, the boredom of the big empty. The desert: je hebt eerst de aarde, dan de maan, dan de zon en dan heb je heel veel niets. Dat gevoel. Soms daverde er een trein door de vlakte, de filmvoorstelling van onze werkelijkheid binnen. Grandioos over kilometers wagons, de vallei die huilde naar de cadans van hun komst!! Dat je mond stopte en wat dan op de lippen bestorven lag....Want wat zeg je tegen iets dat met geen foto's te nemen is. Soms sliepen we er een gat in de lege dagen want recuperatie moest. Lagen we dan ergens tussen iets en niets, waren we niet ongelukkig omdat we van thuis al dagen geen flard gehoord hadden. Als reizigers van een leven op aarde, kwamen we aan, verlieten we weer. Dat lag wel eens diep in ons, in de lakens van motel kamer 7, in het gerucht naast ons, in de wolven die huilden in de woestijnnacht, in de homelessness die je dan helemaal opslorpt. Overdag maakte de zijspiegel verleden aan dat je kwam, dat de stoffige stad wachtte in de wind die klom en het weer donker werd om het zwart in te rijden, rakelings langs slaap en daar dan stond: Vacancy of No Vacancy.Ik zou nog eindeloos kunnen doorgaan want een maand is lang en veel om er iets van te zeggen. Maar laat ik het hier op houden. Een mooie, niet te onderschatten trip om mee te dragen van zoveel meer. Een reis ook, al lang voorzien in het lijf om deze dan eindelijk te doen en blij te zijn dat wij het deden.



GJB

Kunstgrepen

Dagelijks moeten we vaststellen dat onze taal tekort schiet om de dingen te benoemen. Men zegt een bed, een tuin, een huis, een straat, maar dat ligt allemaal binnen de grenzen van onze dagelijkse taal. Is die taal wel de ‘waarheid’ van de dingen? En is honger naar ‘waarheid’ niet groter dan de taalwaarmee we het moeten doen? Denkproces. Men kan zich afvragen wat deze dingen zijn buiten onze taal. En nog: wat met de dingen die er voor ons waren, voor de mens in het algemeen, zoals planten en dieren? ( een bedenking terzijde bij deze: voelden de dingen zich toen eenzamer dan nu, ik bedoel zonder enige naam?). Wat weet je eigenlijk als je weet hoe iets heet? Wat blijft er over naast de naam, als het vreemde, het onbekende dat zich niet laat vertalen, niet laat zeggen. En hoe ze zich buiten je denken verder afspelen. Dus niet hoe ze zijn maar dat ze zijn, en dat ze ons voor een stuk ontsnappen. Je vraagt je voortdurend af waar beginnen ze en vooral, waar eindigen ze. Ook nog: wat maakt iets tot wat het is en niet tot iets anders? Taal als datgene wat ons is van een pijnlijk tekort. Wat taal zegt is enkel een getuigenis van het zegbare. Is het daarom niet merkwaardig dat juist poëzie, dat nochtans van taal en woorden wordt gemaakt en bedreven, wél toegang verschaft tot het onzegbare, als datgene waarover je niet kunt spreken, maar wel kunt tonen en oproepen. Een woordkunst om ‘tonen’ gestalte te geven. Een woordgebruik niet om iets te zeggen maar om te tonen.Het gaat dus in poëzie, net als in andere kunsten, dus niet om menselijke betekenissen maar om de ‘on-menselijke’ wereld, die zich in woorden en beelden toont. Dat betekent dat je afstand neemt van de dagelijkse omgeving die binnen de taal van het ‘noemen’ vastzit. Dit alles komt voort uit het verlangen om te weten wat ‘iets’ is, misschien een verlangen naar echte waarheid, los van alle beschrijvingen, los van alle menselijke invullingen. Misschien op zoek naar het grotere dan dat wat menselijke waarheid is. Het onzichtbare wat denkbaar, maar niet zegbaar is. Een idee van een wereld, maar waar wij niet het vermogen toe hebben, er een voorbeeld van te geven.




GJB

Voorjaar

Mei maakt weer de benen bloot. Meisjes worden vrouwen, vrouwen worden weer meisjes. Alsof ze een nieuwe identiteit aantrekken, alsof de jurken op het blazoen van hun lijf heeft gewacht. Het geluk van veelbelovende dagen op een briesje van de zomer. Dus ook: de erotiek die ons tegemoet wappert, opwaarts en Latijns. En steden die vol raken met hoge hakken. Je kan het zelfs zien: ook in hun huishoudelijke manieren bewaren zij de macht van hun aantrekking. Natuurlijk ijdelheid, maar toch als ze ons gewoon tevoorschijn stappen: het oog dat overslaat op het hart en met heupen die ons de verbeelding in wiegen. Tussen schoenen en benen, tussennetkous en cupmaat. Ook nog: een streling langs onder voor hun lach.Op terrassen lezen ze in de luwte van de dag, maar zingen ze in onze hersenen als vertegenwoordigers van de zon. Denk je dan, wat moet dat worden als juli op de kalender klimt, als de temperaturen vol zullen stijgen langs de bilnaad van het kloppende bloed. Voorjaar, het zot van mannen. Geef ze wat nog even miniem verborgen wordt en ze raken al in het rood. Meer nog: zij draaien zich om terwijl zij mompelen, tegen hun eigen leeftijd aanlopen toch over borsten en rokken blijven gaan, als nooit genoeg schijnen te hebben aan het voyeuristische luisteren naar zichzelf. Voor de diepte van een blonde die naar de zomer buigt halen ze hun eerste en laatste ogen open, als passanten die zich vergapen aan wat de tijd te bieden heeft. Zelfs een rug met een jasje aan geven ze het voordeel van de twijfel, want er is altijd meer aan haar vooraan en hoe ze er écht niet kunnen aan doen meneer. Pak hun die ogen af en ze lopen niets nog achterna.




GJB

Chemie

Ze zitten op een bankje dicht bij hun hart. Ik denk zij is er zestien en hij, nog maar een jaar in zijn stem gedaald. Alsof ze gek zijn, zijn ze zot van prille liefde. Honderd kussen om van die leeftijd te zijn. Ze zijn nog van mei en het kriebelt in hun lente om elkaar aan te raken. Hun waarneming versmalt tot de eigen ogen, is het weer buiten even mooi, maar dat is voor hen van ondergeschikt belang. Verliefdheid daar draaien zij om in een tijd dat hun kijken door een nauwte gaat.Alsof ze niet onder de mensen zitten, zouden ze elkaar helemaal aan het lijf willen zitten. Ze zijn zo voor elkaar, onvervangbare lijven en armen, en wat zij nog het meest willen geloven van dat, het blijft minstens een leven duren. Als hij eens niet spreekt, wil zij direct horen waarom. Op die leeftijd kan je elkaar geen woord missen denk ik dan, omdat je mooi bent en vooral voor altijd. Wie de idylle komt verstoren wordt nauwelijks geduld, mag vooral verder gaan met zijn dag en zeker niet terugkomen op zijn stap. Wanneer zij ruikt aan hem ziet ze het helemaal zitten: verliefd, verloofd, getrouwd. In het geurende lokmiddel van hun jeugd ligt het leven al vast. Zij beloven elkaar de liefste nachten in de wervelende storm van hun chemie. Je kunt bijna horen hoe ze ruisen in hun bloed, hoe ze willen opblijven in elkaar tot de avond hen toedekt met een vingertop over een ruggengraat.Als de tijd voor hen tijd genoeg heeft, maken ze het misschien mee, de omslag van verliefdheid naar liefde. Het scharnierpunt of het wel echt is wat zij samen. Als het leven zelf gun ik hen voor altijd het geluk waarin zij nu zitten, ga ik met hen verder, de rest van mijn wandeldag.



GJB

Talking Heads

Ik hou niet van mensen die te veel praten in de ochtend. Nooit wat gehad met wat ik noem zij spreken een mond te vroeg voor de tijd van de dag. Ik heb er dan ook geen goed oog in als iemand zo komt zitten, denk een bank vol in de trein, die door het verse licht rijdt en dan direct gebral maar vooral naast mij en dat het niet meer stopt, terwijl een ochtend alles van doen heeft met kalm en traag beginnen. Gisteren was er niets op tv maar zij zeggen van wel en vandaag het weer, het praten om te praten, alsof dat allemaal moet in een halfuur richting Brussel, terwijl je nog emotioneel in de nacht vertoeft. Talking heads. En hoe zij bruusk het eerste nieuws binnenvallen. Vraag ik mij af: zitten wij al zo ver door ons hoofd, dat stilte het niet meer aankan een wagon te zijn voor de duur van een krant, een boek, een slapende hoek mag natuurlijk ook of aan het raam de eerste dagdroom? Als het soort rust dat wij niet meer kennen omdat over alles getaterd moet. Je ziet Dag Allemaal. Die voor mij verdenk ik ervan al babbelziek te zijn nog voor ze opstaat. Nam ze haar wekker mee en loopt dan hier verder af, al weet ze niet naar waar, nooit geweten, samen met anderen, stuiteren zij bijna als het spoor de wissel raakt. Weten zij veel dat zwijgen hen beter zou staan, in ieder geval niet vreemder dan zij die het hen zou willen zeggen. Ook lichaamstaal is zuchtbaar.Moet je mij zien denken, ik zit hier iedere ochtend te veel maar ik kan niet anders van dagelijkse plicht en voor een tijd tussen die, die nooit zwijgen en of zoiets dan kan, mij daarvan afsluiten zonder een woord. Want natuurlijk weet ik het, wij zijn altijd wel iets. Maar een pratend hoofd, omdat zij vindt ik kan niet snel genoeg bestaan vandaag, neen. Geef maar de slapers, de lezers, zij die rustig waken over de kreukbare omslag van vroeg naar dag.




GJB

Terrassen

‘Dat het toch allemaal maar tijdverlies is, terwijl wij geen tijd te verliezen hebben. Want iets aan doen kunnen we niet, alle dagen om dat onder ogen te zien.’ Wij zitten op het terras van onze wijn en lullen over onze leeftijd. Wij zijn nu ouder en hoe ouder, hoe meer dat wij daar over praten, maar hoe minder het zin heeft. Want er is geweest, er is voorbij, er is onomkeerbaarheid en het geeft geen nut te denken ik kan daar iets aan doen. En hoe daar het licht op zit en verjaardagen en foto’s en spiegels worden een klap in het gezicht. Zo zitten wij hier allemaal en in hetzelfde schuitje. Eerst rimpeltje dertig, dan veertig, dan wie het gehaald heeft de dagen waar je het verder mee moet doen. De troost van wijn. Zegt zij weer: ‘zijn we niet beter dat wij het loslaten, onszelf en al die jaren, zijn wij niet beter dat wij zeggen, we worden te oud om ons met ouderdom nog bezig te houden.’ Even simpel wimpelt zij een lastige vlieg af. Met dat gebaar, met dat voornemen dus. Maar weer wat later doen we het zoals altijd wat onbewust: de ene dag valt ons zwaarder dan de andere, dit jaar is ons minder lief dan het voorgaande. En al verbloemt deze tijd van het jaar veel, wij blijven vrezen. Zie ons op terrassen zoeken naar andere, liefs gezichten ouder dan wijzelf en waarom dat dan is. Minstens voor de kleur van onze wijn waarin wij geloven, zij die daar zitten moeten straks aan de dood maar wij? Wij kunnen nog een fles en nog een andere en dan zeker nog een. Tot de zomer lijkt op oneindigheid.



GJB

Huishoudelijk

Het huis dat wij slapen
is het huis dat naar bed is
in de mensen. Zo is het binnen
en zijn kamers zeker van
dat rusten bestaat in de tijd
die morgen komt.

Boven vergeet men de wereld
met gedoofde hoofden,
tot in de kelders van de nacht
gaat het over dromen.

Deuren hebben slot op slot
het korste woord van een gang.
Het is maar een stap, een trage thuis
onder ons, tot waar lichamen
niet meer kunnen doen dan zwijgen.

Beneden hangt de maan in de lucht
met niets aan de hand. Het is het licht,
lichter dan water en om de dingen,
je durft ze bijna niet aan
ze weten alles van de nacht.



Geert Jan Beeckman
uit 'Diep in het seizoen'
Uitgeverij P, Leuven
Maart 2007

Vasthouden

Zij zit met haar boek buiten de tijd en in een andere wereld dan waar zij zelf zit. Alsof ze zich graag onvindbaar maakt voor de anderen heeft ze zich teruggetrokken in een pauze van zalig vertoeven. Er is zon gemoeid met haar lezende schaduw die steeds langer wordt van een middag op vakantie. Als iemand die heel erg is waar ze is draagt ze haar afwezigheid met een droomgezicht. Ze is daar zo goed in dat het voor even lijkt dat de dag ook traag, niet snel hoeft te gaan van een bladzijde, van bladzijden om. Maar misschien wil ze gewoon zeggen dat geluk iets is waarvoor je moet gaan zitten. Over de dood wil ze het niet hebben, zij is zoet van haar leeftijd dat nog geen sterven duldt. Tot ver in de omgeving hangt niets van haar af, zolang ze leest ligt de zee aan haar voeten als eeuwigheid, als leunen achterover, als benen gebogen naar de warmtegraad. Haar hele vrouw als lichaamstaal. Ook nog: de lichte bries van haar stilte. Ik weet niet wat zij leest maar vraag het mij minstens af. Denk ik: nieuwsgierigheid voltrekt zich altijd een beetje op afstand. Achter haar zonnebril kruipt het oog van mijn verbeelding, ik wil zien waar haar woorden het over hebben. Ik schat dat haar dag op papier over liefde gaat, of toch over een huid dat warm of straks misschien zacht vuur vat. Dat het licht valt op haar, dat zij en af en toe opkijkt, dat wil zeggen voor even, van de zin van haar bestaan. Aan het einde van de zomer wil ik niet aan haar voorbij omdat ik graag de tijd wil vasthouden, omdat ik de dag in haar handen zie liggen van alle andere dagen. Dagen die mij straks weer zullen ontglippen.




GJB

Provence

Dit wordt ons door de natuur gezegd: in hun oude rust weten ook zij niet wat hen overkomt. Als in een soort geluk dat de tijd van het jaar hen over het hoofd ziet. Ook met het gefluister dat de aarde nog even bovengronds blijft wonen. Nog in blad, nog tot de zomer ook september heeft veroverd. Bomen. In het kalenderjaar van nu vangen zij nog steeds de temperatuur waar zij van dromen. Je zou haast geloven: in de Provence staan ze er niet beter voor. Alsof ze het écht treffen met het licht dat zonder herfst kan, willen ze nog steeds op de foto met een grijpen naar de zon. Ook jongste, die met groen achter de oren en op naar onbeweeglijkheid, nemen verlof van hun eigen leven. Zo wil ik ook boom zijn denk ik dan, als het vooral te doen is rond eeuwigheid, rond langzaamheid waar je niet sterft. Je kan ook horen: over hun naakte oefening in december zegt niemand al iets. Dat je op weg naar huis daar poëzie in ziet, aan de kant van de weg staan ze aan de kant van jezelf. Schrijf gerust: een landschap bewaart zijn ziel in mensen die langskomen. Maar al putten ze zich uit in die weelde, in die woorden en melodie van dichter en componist, je weet schaarste komt met de veeg van morgen. Met het noorden aan de wind, met het eindigen straks tussen sneeuw en donker, met de twijfel tussen mist en geloof. Alsof ze dan niet meer kunnen zijn dan verloren dromen.



GJB

Nachtbraken

Hoe hij daar zit,
hoe ogen hem stilaan
eindigen in zwak licht
het laatstevoor hij gaat.

Hoe hij zwijgt,
hoe hij allang te moe is om
te blijven dat hij iemand is
waarover men spreekt en verder
zwijgt in de vreemde stad.

Hoe hij vaststaat,
hoe leegte hem aan de grond
nagelt en de hoek geeft
waarvan kroegen sluiten
na de mensen.

Hoe hij bestaat,
hoe hij thuisloos in de kleren
zit hoe de nacht hem denkt
onder een dak waar hij in
niemand nog woont.



Geert Jan Beeckman
uit 'Diep in het seizoen'
Uitgeverij P Leuven
Maart 2007

Doosje

Als ik wil vrijen willen evolutionaire psychologen weten waarom, hoe en met wie. Althans, dat lees ik vandaag de dag in de krant. Ze schrijven er naar het schijnt hele bibliotheken over. Wist ik veel dat er mij boven de blote kont een nog groter vergrootglas ter ontleding hing dan het gekwetter van Goedele of andere Dirk Draulansen. Ach, een teken van de tijd denk ik dan want tegenwoordig dient alles uitgelegd en vooral als er seks bij komt spreken. Hebben we dan toch een goed onderwerp in de echtelijke sponde, vooral als we eens géén goesting hebben om de halve Kamasutra af te werken of elkaar te naderen naar de kleine dood toe. Wat een gekreun. Bij hun vraagstelling gingen ze niet over een nacht ijs, neen, meer dan duizend mensen lagen onder de naakte loep. Kun je tellen waarvan mijn bleke hoofdpijn kwam nadat ik het las. Enfin, er rest ons dus nog weinig tijd vooraleer zo’n witjas naast ons bed komt staan met het oog op alles wat geurt en kleurt en hijgt en open en toe gaat. Ook nog het uur bij de hand om in te drukken als we naar de hemel gaan. Gemiddelde wip: 13 minuten!! Prettig vooruitzicht moet ik zeggen. Zegt zo’n psycholoog aan de rand van je bloot: ‘ niet te snel aanvallen op de onderste regionen, neem je tijd, ga hand na hand over van oorlel naar tepel, en steek niet na haar eerste gilletje je piemel in het doosje.’ En zeggen dat toch bijna alles met de voortplanting begon…ik lach om te huilen. Nu hebben mensen welgeteld 237 redenen om het te doen. 237!! Je mag er niet aan denken daar aan te denken als een mens liefheeft, of je komt moe bij de clitoris aan. Klinkt mij allemaal nogal Stepford Wife-achtig in de oren. Je zou als vrouw tegen die lui kunnen zeggen: ‘mijn kut gaat je geen reet aan!’ Of minder ranzig: ‘jouw 237 redenen zijn er mij minstens duizend teveel, en de rest is van een aanstellerij of een te hippe bedmode. Want natuurlijk weten we het! Je kan vrijen van zuivere lust, of gewoon van liefde of een andere fysieke taal voor wat je voelt, of met een welbepaald doel, of om praktische redenen of om je sociale status op te krikken of om enz, enz… Dat kennen we dus onderhand wel na een paar decennium sekspolitie of andere zelf bespoten orakels. Of het dan allemaal niet interessant is? Wel zeker, maar een mens slaat toe bij zoveel overdreven ontleding van borst en bil. Of was het een toeval dat ik mij na het lezen van het artikel niet kon voorstellen die avond seks te hebben? Dát lamlendig gegeeuw dus!




GJB

donderdag 5 november 2009

Pére Lachaise

Pére Lachaise
bij het graf van Jim Morrison


Wij komen om zwijgen.
In de bomen is het kaal
dat de dood bestaat is hier
eeuwig onder de mensen.

Zwart brengt ons mee.
Wij berouwen de stilte
zo koud wordt deze tuin
in zijn taal gered door wit.

Wij zijn van aarde.
In de namen is het voor altijd
dat een graf in steen
stil staat op ons.

Wij doen aan later.
De dood is al dood
wat niet meer gebeurt
is al lang opgehouden met sterven.



uit 'Diep in het seizoen'
Uitgeverij P, Leuven
Maart 2007